„De heele kudde nog eens naar buiten”, o confessioneelen!

De Reformatie

15e jaargang, Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1934-1935
21,174v (22 februari 1935)

a



We hebben in het hoofdartikel van verleden week b gesproken over de parabel van Huber, gelijk die door Ds Groot Enzerink in de bekende confessioneele Afscheidings-herdenkings-redevoeringen was oververteld, en aan het geweten aangedrongen.

Dat was de eisch.

Nu spreken we eens even over de daad, die den eisch getrouw moet zijn.

Is men bereid tot die dáád?

Hoort, en leest.

In „De Gereformeerde Kerk”, orgaan der confessioneelen, komt een merkwaardig ingezonden stuk voor. We verblijden ons er over. want we zien er een bewijs in, waarvoor we dankbaar zijn, dat we niet voor niets schrijven . . . vóór de wáre eenheid. Het stuk luidt als volgt:

Geachte Redactie,

In verband met het bezwaar dat Junior in uw blad van 24 Januari aanvoert tegen de oproep „Aan alle belijders der Gereformeerde religie in Nederland, niet behoorende tot de Gereformeerde Kerken”,zou ik gaarne de aandacht willen vestigen op wat Prof. Schilder schrijft in „De Reformatie” van 12 October en 14 December.

Daar lezen we: „Laat elk Hervormd kerklid, elk Hervormd predikant, doen, consequent doen, wat hij houdt voor de daad van kerkelijke gehoorzaamheid. Dan komt er reformatie” (12 Oct., p. 10). „Ieder moet vandaag probeeren in eigen huis te reformeeren . . . Laat ieder de kerk, waarin hij is, dwingen tot een „Entscheidung”. Het is vermoeiend, zeker, maar God dienen maakt altijd moe; al geeft het ook daarin rust . . . Al is de doleantie niet in staat gebleken het |175a| hervormde instituut om te zetten, wie durft beweren, dat een volgende doleantie ’t roer niet zal zien omwerpen . . . door directe gehoorzaamheid . . . in een publieke worsteling. Wie de Herv. Kerk van heden door zulk een worsteling zou helpen in het „wederkeeren tot den waarachtigen dienst des Heeren” is, als het instituut veranderd is, daarmee in de wettige kerk teruggekeerd . . . dan zou de hereeniging met de Gereformeerde Kerken dadelijk geschieden. Zouden deze laatste dat niet willen, dan hielden zij zelve op de wettige kerk te zijn” (14 Dec., p. 90).

En ik denk, dit lezende, aan wat Dr Hoedemaker schreef (De Congresbeweging, 1887):

„Er komt een oogenblik in het leven van een opziener”, waarin hij, hetzij als lid van den Kerkeraad, hetzij als lid van een Bestuur tot zichzelven zegt: Neen, nu kan het niet langer! Ik kan niet getuigen, dat deze man onberispelijk is in belijdenis en wandel. Ik kan deze leden niet inschrijven, deze attesten niet afgeven, deze bespotting van het heilige niet verdragen! Dan staat ook hij voor het dilemma: „buigen of uittreden! gehoorzamen of afgemaakt worden!” — Eene belijdenis te vragen, en volstrekte vrijheid te geven aan ieder om te belijden wat hem behaagt; tot de bediening des Woords of de regeering der Kerk te roepen, en het geheel van de beleefdheid te laten afhangen, of men al of niet tegen dat Woord wil ingaan, of men ook soms de regeering (in geestelijken zin) tot eene bespotting wil maken, is eenvoudig eene dwaasheid, op Bijbelsch standpunt een verwerpen van Christus en Zijn gezag” (p. 25); ik denk aan zijn verzuchting:

„Welke getrouwheidswaan wordt nog altijd bij broeders in de bediening gevonden! „Ik sneuvel op mijn post”, zoo spreekt men dan. „Dit zal ik niet doen, en dat zal ik laten”, enz., enz.” (p. 63) en aan zijn roep om de groote worsteling:

„Eén voor één aangevallen en neergesabeld! De vijand wenscht niets liever! Maar als de bezielende kracht van de groote Gods-gedachte in u vaart, die u doet gevoelen, dat gij één zijt, één lichaam, één Hoofd, hebbende één belang, zóó één, dat gij in ieder lichaamsdeel door een giftige pijl doodelijk kunt worden getroffen, dan denkt gij anders, dan blijft gij niet op uw post, maar loopt gij te wapen, niet onder een eigen gekozen opperhoofd, maar onder Jezus zelf, den Koning zijner Kerk, wiens banier gij opheft en in wiens naam, in wiens kracht, op wiens bevel gij wenscht te strijden, en aan wien gij bereid zijt de uitkomst van dezen strijd over te laten!” (p. 63).

Leiders, ligt hier niet voor u een grootsche taak?

Met dank voor de plaatsing,

A.L.C. KROMSIGT.

Warnsveld, 31 Jan. 1935.

Natuurlijk ben ik blij met dit ingezonden stuk. De geachte schrijfster vergunne mij de opmerking, dat zij niet geheel terugslaat op mijn opmerking. Zij toch schrijft boven haar artikel het opschrift (en zoo dit niet van haar zelf, dan toch aan het slot) van „een taak voor leiders”. Maar ik noemde, behalve dezen ook „elk Hervormd kerklid”. Want ik geloof aan het ambt aller geloovigen, ook het ambt van inzendster.

Hooren we nu, wat de Redactie van het blad, Dr J.Ch. Kromsigt de inzendster ten antwoord geeft:

WELKE TAAK?

Het doet mij genoegen, hier mijn waarde nicht, Dr A.L.C. Kromsigt, de naamgenoote van mijn onvergetelijke Moeder, te begroeten. Gaarne ging ik uitvoerig op haar opwekking in. Daartoe ontbreekt mij nu echter tijd en plaats.

Nu alleen dit:

De beginselen van Hoedemaker, op wien zij zich beroept, beginnen blijkbaar in onze dagen almeer door te werken en te drijven tot daden, men denke op kerkelijk gebied aan niet meer te stuiten bewegingen als Kerkherstel en Kerkopbouw. Ook op politiek gebied komt er mede naar aanleiding van het optreden van den N.S.B. roering en beweging in zijn richting. Van harte hoop ik, dat ook haar oproep stuwkracht geeft . . . in die richting.

Of ’t dan juist is om aan een citaat uit H.’s geschrift toe te voegen (als van geheel gelijke bedoeling) één citaat uit een blad, waarin Hoedemaker nog onlangs als „een draaibord” den volke werd voorgesteld en men met Dr de Wilde, die hem van dien laster zuiverde, zelfs niet discussieeren wil, — meen ik te moeten betwijfelen. Over het al of niet gegronde van dezen twijfel kan ik me echter niet direct uitspreken, daar van „De Reformatie” ons niet geregeld een ruilnummer wordt gezonden. ’t Valt niet mee uit een enkel artikel en citaat iemands bedoeling terstond te doorgronden. Alleen — ’t schijnt mij toe, dat uit Prof. Schilders woord mij tegenklinkt een individualistisch independentisme, dat vierkant staat tegenover Hoedemakers principieel antiseparatisme, wijl het niet genoegzaam rekent (op de manier van het liberalisme) met het organisch geheel zoowel van volk als van kerk.

Dat geeft dan een totaal andere opvatting omtrent de taak der leiders. Ook dus over gehoorzaamheid en ongehoorzaamheid. Men leze de aanhalingen in verband met H.’s geheele brochure. Maar ’k hoop dat nog nader te onderzoeken. Mocht inmiddels dit schrijven reeds voor zeer velen aanleiding zijn genoemde brochure van Hoedemaker bij Wristers te Utrecht zich aan te schaffen, te lezen, in zich op te nemen en te overdenken.

Ik merk op:

a. dat de qualificatie van Dr Hoedemaker als „draaibord” niet door mij is gebruikt;

b. dat met Dr de Wilde ons blad wèl discussiëeren wil;

c. indien een ruilnummer wordt gezonden (maar is het wel zoo? betaalt onze uitgever niet het abonnement op „De Geref. Kerk”? 1) ik weet het niet precies) zal dit toch wel geregeld geschieden; |175b|

d. een kerk tot „Entscheidung” dwingen, is evenmin individualistisch-independistisch, als het brengen van een gewetens-zaak voor de „hoogste” rechtbank; het is geen separatisme, doch een blijven staan in de gemeenschap, waar men toe behoort, in het geloof, dat God den wèrker niet beschaamt, die het Woord spreekt;

e. het is integendeel daad van liefde en van behoudzucht;

f. God heeft geen „organisme” geschapen, dat Zijn Woord den vrijen loop weerhoudt; waar dit „organisme” ergens wèl is, daar is het zondig menschenwerk, dat het ambt der geloovigen zelf plaatst voor de noodzaak van persoonlijke „Entscheidung”, of zij nog langer mee-mogen-doen aan wat ze voor zonde houden;

g. indien men de „geheele kudde nog eens naar buiten wil doen treden”, moet men dan niet dadelijk beginnen? Of moeten de schapen wachten op enkele synodale „herders”? Dat zij het zullen doen? Maar dat is roomsch. In Christus Jezus hebben de schapen zelf recht, de herders (leiders) aan te spreken. De confessioneelen moeten niet protestantsche reformatie binden aan roomsche condities;

h. welke taak? deze: geen dag langer iets tegen het geweten doen; het eerste het beste konkrete geval brengen voor het tribunaal van „heel de kerk” en „heel het volk”.


K.S.




1. Ja! (Uitgevers).




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.

b. Vgl. ‘Kerkelijke gedeeldheid en Verbondsgehoorzaamheid („Een roepstem” beantwoord)’ I, De Reformatie 15 (1934v) 20,161v (15 februari 1935).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000