Lebbeker nonsens

De Reformatie. Weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven

4e jaargang, onder redactie van K. Dijk, V. Hepp, C. Tazelaar en B. Wielenga,
Goes (Oosterbaan & Le Cointre) 1923-1924
52,373 (26 september 1924)

a



Al hoop ik hartgrondig, voor antipapisme bewaard te worden, het kan toch goed zijn, de Roomsche pers te hooren, niet alleen zooals zij hier in Nederland optreedt tot bekeering van ons, protestanten, maar ook, zooals zij elders te keer gaat tegen protestanten, die zeggen, dat ze Rome willen prediken ter bekeering. De „Open Poort”, het Evangelisatie-blad voor Brussels |373b| Geref. Kerk, vertelt, hoe de plaatselijke pers van het Belgische dorpje Lebbeke de Lebbekenaren inlichtte over het gereformeerde protestantisme:

Hebt ge hun geschriften al gelezen, achtbare lezer? Ik heb er hier een zeker aantal voor mij liggen. Er zijn er met een plaatje of zonder plaatje. Er zijn er van klein, er zijn er van grooter formaat. Hebt ge ze gelezen? Ik las er in dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, om zondaren zalig te maken; dat er geen andere naam onder den hemel is in wien wij zalig kunnen worden, dan zijn naam; dat niemand tot den Vader komt dan door Hem; dat wij ons met God moeten laten verzoenen, met in Hem te gelooven, Zie, dat las ik! Is het niet vreeselijk, zoo iets onder ons Vlaamsche volk te verspreiden? . . . . En dan verder, op zedelijk gebied, wat vindt ge er al niet in? Die menschen schijnen alles voor slecht te willen doen doorgaan. Ze schrijven tegen kermissen, ze zijn tegen cinemas . . . . Tegen wat zijn ze zooal niet? Ze zouden van een eenvoudig Christen-mensch een kluizenaar willen maken. Gij weet, waarde lezer, dat de heilige kerk aan de kloosterlingen streng verbiedt de vermaken dezer wereld te zoeken, doch als eene goede Moeder, die weet wat „menschzijn” is, duldt zij onze kermissen, enz. Is dat niet wijs gehandeld? Die Protestanten daarentegen — dat zien we in hun blaadjes — zouden ons alles willen ontzeggen. Zie, dat noemen wij slecht! Ze schrijven tegen herbergbezoek, alsof een Vlaming het zonder zijn pintje doen kon. Ik reisde dikwijls naar Holland, achtbare lezer, en zie in de Katholieke dorpen van Noord-Brabant en Limburg, zijn er evenveel herbergen als hier bij ons. Daar drinkt de Christenmensch toch gezellig zijn pintje of zijn borreltje des Zondags na de Mis, en ’s namiddags op zijn wandeling of ’s avonds onder het spelen met de kaart. In de Protestantsche dorpen is het echter zoo vervelend! Er zijn geen herbergen, hoogstens een paar, en dan nog in den regel worden zij gehouden door menschen die bij de kerkgaande Protestanten niet al te goed opgeschreven staan. Dat volk gaat des Zondags naar de kerk, en verder brengen zij dien dag in den familiekking door. Dan zingen zij hun psalmen en hun Christelijke liederen. Ge kent die liederen vermoedelijk wel, waarde lezer, want die Protestanten komen ze tot zelfs op onze Vlaamsehe dorpen zingen? Het is bij hen altijd van Jezus! Zoo wordt hun Zondag doorgebracht. Is dat niet vervelend? Zoudt ge er niet voor bedanken? Weg met die slechte geschriften, zooals Snuffelaar zegt. Ze zijn de pest voor ons volk!

En even verder heet het:

Die Protestanten hebben het immers gemakkelijk in dit leven! Gij weet, waarde lezer, dat zij op Vrijdag vleesch eten . . . . Zij beweren, dat Jezus in zijn heilig Evangelie ons zegt: „Hetgeen ten monde ingaat, ontheiligt den mensch niet, maar hetgeen ten monde uitgaat, dat ontreinigt den mensch.” . . . „Want uit het hart komen voort, booze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valsche getuigenissen, lasteringen; deze dingen zijn het die den mensch ontreinigen.”

Zij zeggen, dat alle spijs van God geschapen en derhalve goed is.

Is dat geen gemakkelijke religie, die vleescheten op Vrijdag toelaat?

Zij, gaan ook niet te biechten, ze belijden hunne zonden aan God. Zie dat is veel gemakkelijker dan in de Ka1holieke Kerk!

We wenschen ds Lauwers, die daar zoo mooi werkt, blijvenden moed. Het is voor ons hier in Nederland, niet kwaad, de Roomschen ook eens van dien kant te bekijken. Zóó praten ze hier niet.


K. Schilder.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. ‘Aanvulling en rectificatie’, De Reformatie 5 (1924v) 2,15 (10 oktober 1924).







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2001