24 maart HOND EN LEEUW.
Want voor dengene, die vergezelschapt is bij alle levenden, is er hoop; want een levende hond is beter dan een doode leeuw.
Dat is oud-testamentisch klagen. Maar in Jezus dood wordt deze klacht gebroken òf duizendvoud verscherpt. Bij Jezus kruis heeft de jaloerschheid op het hondenleven in het gezicht van leeuwendood geen zin meer. Want er zijn nu geen honden meer. Christus heeft zich vernederd tot beneden den hondendood toe; dòch hij deed dat met leeuwenkracht; uit eigen sterken wil liet hij zich met de honden buiten werpen. Dus is zijn graf bij de honden gesteld, en is hij nochtans bij de leeuwen in zijn dood geweest. b In zijn dood en opstanding is hij de Leeuw, die heel de wereld neemt als buit. Dat keert alle verhoudingen om. De vergelijking tusschen hond en leeuw wordt opgeheven. Het leven schept geen hondenbestaan meer; de dood breekt nooit meer leeuwenkracht. Hagarskinderen kunnen niet sterven onder de struiken c; ieder is groot. Groot in het leven, òf in de dood. Christus geeft aan alle ding de beteekenis van den leeuw; hij laat het absolute heerschen over het betrekkelijke. De dood beknibbelt het leven niet meer op het kerkhofpad van honden en leeuwen; want hij is enkel dienaar van Christus leven. Den vijand zal Christus geen hondendood gunnen, stil en vergeten; neen, hij zal tegen hem oorlogen met het zwaard van zijn mond d. En zijn vrienden zullen geen hondenleven hebben; Hij ziet naar hen om; leeuwen worden niet vergeten. Den ongeloovige blijft geen troost meer over een hondendood, noch den geloovige de angst voor een hondenleven. Alles is groot. Het heelal heeft geen schuilhoeken meer, waarin onreine levens kunnen vagabondeeren als vergeten honden. Van alle menschen wordt de gang gewogen. Zondaar, gij hebt geen hondenhoekje meer, om te vergaan. Want wel staat er: buiten zullen zijn de honden e; maar dat is om de onreinheid aan te duiden van de zonde. Dat gij vergeten zoudt kunnen blijven, als een stervende hond, weerspreekt dit woord juist om zijn grimmigheid. Er is na Golgotha heelalbewegend leven òf heelalvervullend sterven. Dwergenlevens zijn er niet, alleen jubelende of brullende reuzen. Jezus stierf en stond op: de kleine stijl is uit ons gezicht geweken. Zet uw leven in Gods hand; er is geen hondenleven meer. Leeuwendood of leeuwenleven; en die beide voor de oogen van het heelal, daartusschen is de keus. LEZEN: Prediker 9 : 1-8. a. Opgenomen in VWS I,203-204. Eerder gepubliceerd als Hond en Leeuw, De Reformatie 7 (1926v) 23,178 (4 maart 1927). b. Vgl. Jesaja 53:9. c. Vgl. Genesis 21:15v. d. Vgl. Openbaring 1:16; 19:15, 21. e. Vgl. Openbaring 22:15. |