19 maart HET DERDE WOORD.
Jezus nu, ziende zijn moeder en den discipel, dien hij liefhad, daarbij staande, zeide tot zijn moeder: Vrouw, zie uw zoon. Daarna zeide hij tot den discipel: zie uw moeder.
Zoo lang wij echter in deze verbinding van Johannes en Maria niets meer zien, dan een intieme familierelatie, kan ze ons niet troosten. Wij moeten den Middelaar hier zoeken. Hij is profeet. Indien Jezus niet geprofeteerd had, hij zou hebben kunnen zeggen: de scheiding zal slechts duren van Vrijdag tot Zondag; voor zoo’n kleinen tijd wijst men een verlaten moeder geen zoon, die haar verzorgen zal. Maar Christus, stervende, profeteert reeds over zijn opstanding; want hij zal den hemel toebehooren; en ook al staat hij straks op, tot beide Maria’s, tot Maria, de moeder, en tot Maria Magdalena, spreekt hij: raak mij niet aan; houd mij niet vast; b ik behoor van nu aan deze wereld niet meer toe. Jezus’ eerste woord na de opstanding neemt onmiddellijk den draad weer op van het laatste woord, dat hij tot zijn intiemen sprak, eer hij sterven ging. Deze Profeet vergist zich niet; zijn dood en verrijzenis zijn in zijn gedachten onlosmakelijk verbonden. Voorts: hier is onze Koning. Hij neemt een andere moeder, Salomé, die erbij staat, haar zoon af terwille van de zijne, en vraagt niet, of ze ’t hebben wil. Een koning, Salomé, is, als Samuel reeds zeide: hij zal uw zonen nemen voor zich . . . c Maar deze Koning geeft ook zichzelf; daarom mag hij nemen. En eindelijk: hier is de Priester. Hij zorgt voor allen, maar ook voor elk afzonderlijk. Een moeder, die „alle dingen bewaart in haar hart”, d krijgt een zoon, die het meest haar daarin nabij komt. Maria, nu gaat het zwaard door uw ziel, e en wat uw Zoon aangaat: het zwaard Gods ontwaakt tegen dezen herder. f Maar uw zegen is voor ons allen, omdat uw Zoon aller middelaar is. Hij bewijst door het eerste kruiswoord zijn algemeene, door het tweede zijn bizondere, door het derde zijn allerbizonderste bediening van het middelaarsschap. LEZEN: Johannes 19 : 23-27. a. Opgenomen in VWS I,196-197. Eerder gepubliceerd als ‘Het derde kruiswoord’, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 43 (25 februari 1927). b. Vgl. Johannes 20:17. c. Vgl. 1Samuel 8:11. d. Vgl. Lucas 2:19, 51. e. Vgl. Lucas 2:35. f. Vgl. Zacharia 13:7. |