9 februari OVERSPELIGEN GARANTIE VRAGEND.
Het (een) boos en overspelig geslacht verzoekt een teeken.
Nu was er een wet, die bepaalde, dat men een vrouw, die van overspel verdacht werd, onder een Gods-oordeel plaatsen moest; zij kreeg dan bitter water te drinken, en haar onschuld of schuld werd zoo door God zelf vastgesteld. c Zinspelend op dit ceremonieel gebruik, zegt ergens een Joodsch geschrift, niet zonder eenig cynisme: hoe meer echtbrekers er zijn, des te minder wordt het bitter water gedronken. Dit woord is slechts de halve waarheid. Want arglistig is het overspelig hart. d Als de echtbreekster voelt, ontdekt te zijn en toch niet ontmaskerd worden wil, dan tracht zij het Gods-oordeel vóór te zijn door zelf een teeken van betrouwbaarheid te eischen van de àndere partij, van den man, die trouw gebleven is. En dat is Israëls zonde tegenover den Christus. Heeft Christus niet juist een bezetene genezen en was dat wondervolle teeken niet een doorslaand bewijs van zijn betrouwbaarheid als Gezondene Gods? Ach, Christus is het groote Godsoordeel; in Zijn nabijheid wordt het boeleerend volk in een oogenblik in zijn trouweloosheid doorzien; het Gods-oordeel komt naar hen toe en het is levend en krachtig en scherpsnijdend en immer dringt het zich op. e Maar de echtbrekende natie wil er niet aan; en nu is de overspelige de brutale geworden; zij keert de rollen om, en zegt: bewijs uw waarheid en waarachtigheid; doe een teeken, u ten goede! f En zoo doet nu alle overspelig volk en ieder echtbrekend hart in een afvallig eeuw, en in het wederhoorig uur. Waar de trouw bestaat, daar is het teeken overal; daar wordt het niet gevraagd, maar vanzelf gegeven. Maar de ontrouw roept om een teeken, omdat zij zelf niet wil beteekend zijn. De liefde speelt haar eerste spel door een teeken te geven; de liefdeloosheid speelt haar laatste troef door een teeken te eischen. Wie Gods trouw en waarheid disputabel stelt, bewijst, dat hij het Gods-oordeel over zijn eigen ontrouw en leugen niet verdragen wil. LEZEN: Matth. 12 : 22-39. a. Opgenomen in VWS I,143-144. Eerder gepubliceerd als Overspeligen garantie vragend, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 32 (10 december 1926). b. Vgl. Hosea 2:19 [21] c. Vgl. Numeri 5. d. Vgl. Jeremia 17:9. e. Vgl. Hebreeën 4:12. f. Vgl. Psalm 86, vers 9 (berijming 1773). |