17 januari NIET ETEN EN NIET DRINKEN.
Johannes is gekomen, noch etende, noch drinkende
Ook in het eten is de knecht Gods dienstbaar aan zijn profetische roeping. Vandaar dan ook, dat Johannes niet alleen in zijn voorbereidingsperiode asceet is, maar ook in den tijd van zijn openlijk optreden. Hij is, zegt Jezus, gekomen als een, die niet eet en niet drinkt. Hij eet anders dan een ander; omdat hij, ook àls hij eet, de groote vaster is. De reinigingswetten van zijn land en volk schendt de Dooper niet; want sprinkhanen staan op de lijst der reine voedingsmiddelen en wilde honig is puurder dan die door menschenhanden ging. Hij blijft rein, die Dooper. Maar hij verschilt van de uiterst reine farizeeën. Die hebben een groot stuk van den dag noodig, om rein te worden en rein te blijven en de onreinheid te weren. Johannes heeft meer op met het rein-zijn dan met het aldoor rein worden. Farizeeën, die zooveel bekers en kannen moeten wasschen, hebben een onafgebroken reinigingsdienst. Maar de Dooper heeft van de acte der reiniging zoo weinig last, omdat hij niet zijn leven lang op weg is naar de reinheid, maar aldoor in de reinheid is. Reiniging, al maar weer, is gestadige arbeid: onrust. Reinheid is een stage toestand: rust, maar die plaats maakt voor hooger arbeid. Het zijn er niet zoo heel veel, die deze les van Johannes verstaan hebben. Wie een eind van den tempel af gaat wonen kan telkens denken, dat hij toch maar veel meer moeite doet om naar den tempel te komen, dan de oude Anna e, die er al was, uren vóór de dienst begon. De Farizeeër, die elken dag zooveel uren noodig heeft, om de reiniging te volbrengen en de infectie te weren, kan tot God zeggen: ik reinig mij zeven maal dags, en Johannes geen enkelen keer. Maar de een leeft in de drukte, de ander onder den druk. Het ideaal van den een is: veelvuldig komen en keeren op Gods wegen; van de ander: eenvuldig nabij God zelf te zijn. De een bereist Gods land, de ander bewoont Gods huis; de eerste leeft in de drukte voor God, de laatste onder den druk van God; hij heeft het goede deel gekozen f. LEZEN: matth. 23 : 23-31. a. Opgenomen in VWS I,111-112. Eerder gepubliceerd als Vasten en eten, Leidsche Kerkbode 5 (1926v) 21 (24 september 1926). b. Vgl. Matteüs 3:4, Marcus 1:6. c. Vgl. Ezechiël 2:8. d. Vgl. 1Korintiërs 10:31. e. Vgl. Lucas 2:36. f. Vgl. Lucas 10:42. |