Een gewijzigde Catechismus
Gereformeerde Kerkbode. Officiëel Orgaan van de Gereformeerde Kerken der Classis Gorinchem
7e jaargang, onder redactie van S.O. Los, M.A. van Pernis en K. Schilder
Gorinchem (Mij. tot Expl. van Antirev. Bladen in de Alblasserwaard, de Vijfheerenlanden en Omgeving) 1919v
21 (geen paginering) (24 juli 1920)
a
Van de hand van Ds. J.H. Landwehr is bij den in zijn gereformeerd-zijn als in zijn uitgever-zijn even energieken Heer J.H. Kok te Kampen verschenen: De Heidelbergsche Catechismus, vereenvoudigd en aangevuld met het oog op onzen tijd. b
In dezen gewijzigden Catechismus zijn de al te lange vragen gesplitst en dus voor t leeren bekort, is de gewrongen zinsbouw wat leniger gemaakt, zijn enkele breedsprakige woordoffensieven tegen ketterijen, die in 1563 leefden, maar nu morsdood zijn, òf weggelaten òf zeer vereenvoudigd en zijn wat vooral noodig, broodnoodig is eenige vragen en antwoorden ingelascht, die zich richten tegen dwalingen van onzen tijd of ook positief zaken bespreken, die in het gereformeerd belijden den laatsten tijd meer naar voren gekomen zijn.
Ons doel is niet hier een breede oordeelvelling over het werk van Ds. Landwehr te geven. Ieder zou zulk een taak op zijn eigen wijze aangepakt hebben en voor op- of aanmerkingen is altijd plaats, en dan natuurlijk zeer goedkoop. Hoofdzaak is, dat hier een editie van den Catechismus gegeven is, die zijn leerstof gemakkelijker te verwerken maakt en die wel degelijk een aanwinst zou zijn voor het catechetisch onderwijs in zijn tegenwoordigen allesbehalve behoorlijken vorm.
Al willen we dus niet in een eigenlijke beoordeeling treden, toch moeten ons enkele zeer bescheiden opmerkingen van t hart.
Ik kan n.l. de verschijning van dezen of van een anderen gewijzigden catechismus niet met zooveel vreugde begroeten als op zichzelf beschouwd dit feit waard is. Het kindje zelf is de moeite wel waard; maar ik vrees dat het slecht gebakerd zal worden en niet zal passen in zijn omgeving.
Niet, dat ik eenige bedenking tegen de idee van zoon gewijzigd leerboek heb. Integendeel, we hebben al lang genoeg getobd met onzen eerwaardigen Heidelberger op de catechisatie; welke catechisant kreeg geen moeite met zondag 18, met de zondagen over de sacramenten en andere? Toch heb ik altijd den Catechismus gebruikt op de catechisatie, omdat altijd als beginsel bij ons is uitgesproken dat de officiëele belijdenis der kerk ook aan de doopleden moet worden ingeprent. Was nu de bedoeling van den opsteller van t nieuwste leerboek ook deze, dat binnen afzienbaren tijd zijn eigen model of dat van een ander of van de Synode zelf officiëele belijdenis der kerk zou worden, welaan, dan zou ik met t grootste vreugdebetoon in de uitgave van zulk een model-revisie een reusachtigen stap in de goede richting kunnen begroeten.
Maar hier begint nu de moeilijkheid. Ds. Landwehr ik mag dit zeggen, want het debat was publiek heeft deze gedachte zelf afgewezen. En hij stond daarin niet alleen. Toen n.l. op de jongste particuliere Synode in bespreking kwam een voorstel van de classis Dordrecht, dat men de Generale Synode verzoeken zou de bestaande belijdenis aan te vullen met het oog op vele dwalingen van onzen tijd, doch die aanvulling dan te laten geschieden zóó, dat algeheel en ongewijzigd de drie formulieren behouden worden, toen was er één Synodelid, die tegen deze laatste gecursiveerde woorden bezwaar maakte. Hij betoogde, dat men het meest kon bereiken, niet als men naast de belijdenis nog een aparte aanvulling gaf, die de meeste menschen toch nooit grondig bestudeeren (vraag maar eens, hoevelen er de verklaring van Utrecht 1905 zakelijk kennen?), doch wanneer men de nieuwgevonden gedachten en uitspraken, welke door de classis Dordrecht begeerd werden, indroeg en uitwerkte in de formulieren van eenigheid zelf, voornamelijk in den Catechismus. M.a.w.: wèčl handhaven, onverzwakt, de uitspraken der drie formulieren naar haar inhoud, doch ze dan verrijken met en herzien naar den straks nieuwgevonden schat van kerkelijke belijdenisformuleering en geloofsuitdrukking. Want de overtuiging leefde in hem, die ter part. synode zoo sprak, dat anders hetgeen men zou verklaren, heel gemoedelijk langs de gemeente heen zou verklaard worden. Maar wanneer b.v. de Catechismus ook als kanselboek werd herzien en aangevuld in den geest van het Dordtsche voorstel, dan wist men zeker, de gemeente zelf ermee te bereiken door de regelmatige Catechismusprediking. En dat is de kerk van Christus wel waard.
Deze gedachtengang van bedoelden armen afgevaardigde vond evenwel geen hoorbaren steun. En Ds. Landwehr behoorde ook tot degenen, die zich openlijk ertegen verklaarden.
De motieven? Die doen in dit verband niet ter zake. Want men kan die motieven zelfs deelen met Ds. Landwehr en anderen, en dan toch met de handen in t haar zitten, met den nieuwen Catechismus-Landwehr voor zich, zooals ondergeteekende.
Immers, blijkbaar is de wensch van Ds. Landwehr, dat zijn gewijzigd leerboek op de catechisatie worde ingevoerd, doch zorgvuldig geweerd blijve van den kansel. In zijn woord vooraf zegt bij: Het is allerminst mijn bedoeling om onzen H. Cat. te veranderen of te verbeteren. Dat recht komt mij niet toe. De kerken alleen hebben het recht over haar belijdenis te oordeelen. Precies. Maar in dezelfde maand (Juni 1920) waarin dit werd geschreven, is dit geschreven woord verduidelijkt of liever aangevuld door het gesproken woord, dat Ds. Landwehr er tegen is, dat de kerken hun catechismus als officiëele belijdenis wijzigen. Niet slechts wilde Ds. L. de vraag: de belijdenis wijzigen of niet, aan de synode volstrekt niet over laten, (zooals het boven bedoelde synodelid voorstelde), doch heel bepaald was zijne en anderer bedoeling geen andere, an dat de synode tot elken prijs letterlijk zou laten staan wat stond en dan daarnaast een nadere verklaring zou geven omtrent nieuw opgekomene kwesties.
Zelfs zou, indien (wat wel niet denkbaar is) de een of ander voorstelde ter generale synode een concept van een nieuwen preekstoel-catechismus als kerkelijke belijdenis op te stellen aan de hand van Ds. Landwehrs leerboek, of in den geest daarvan, deze zelf pertinent daartegen zich verklaren.
Waarom ik die dingen zeg?
Niet, om hier het onvruchtbare werk te beginnen van uit te spinnen de beschouwingen van een bepaald persoon; maar omdat ik meen te zien aankomen en reeds maanden lang zag aankomen, dat de wind in onze kerken waait in de richting als door Ds. L. werd aangegeven. Geen letter in de confessie veranderen! En juist daarom plaatst de catechismus van Ds. L. of van wien die ook zou komen in anderen gewijzigden vorm, mij voor een raadsel!
Wat wil men bij ons nu?
Bedoelt men misschien eerst den gewijzigden Catechismus in te voeren op de catechisatie en dan zoetjes-aan later wel eens tijd rijpt immers tot wijziging over te gaan ookvan den kansel-catechismus? Mij best; confessiewijziging gaat ook ineens niet. Maar waarom dan nu er op gestaan, dat toch vooral de letter der 3 formulieren ongerept blijve? En dat dit nog eens expresselijk niet veel nadruk den volke worde kond gedaan? Op die manier doet men wel heel politiek, want de storm wordt bezworen; maar die politiek gaat dan weer in zoover mank, dat de eerbied voor de continuiteit der synodale besluiten ondermijnd wordt. Dat is ook een gevaar, vooral in independentistisch voelend Nederland.
Of is dat soms in het minst niet de bedoeling en wil men werkelijk al maar door laten preeken in de kerk den ouden, en laten bestudeeren ter catechisatie den (een) nieuwen catechismus? Is dat paedagogisch? Men neemt dan op de catechisatie de houding aan van den alst-u-blieft-niet-conservatieve, en zondagsavonds is de kansel weer zoo conservatief mogelijk. Maar zoo maakt men slapende honden wakker en wakkere honden zijn er al genoeg onder de op conservatisme smalende jongeren. Zoo laat het conservatisme zich in de kaart kijken, terwijl het zijn deuntje fluit van den vooruitgang. Zoo komt men tot verloochening van het tegen de Hellenbroek-inpompende dominees steeds met klem tot op de kerkvisitatie verdedigde beginsel, dat dominee toch de officiëele belijdenis der kerk zal inprenten. Zoo moet men bij de openbare belijdenis de degelijkste menschen eigenlijk condoleeren, want ze krijgen voortaan een beetje minder wat de leer betreft; de kansel is, màg immers dan niet wezen, even up to date als de catechisatiecatheder en straks zijn de catechiseerende doopleden meer bijgewerkt dan belijdende leden.
Kortom, niemand kan meer dan ik het werk van Ds. L. respecteeren. Maar ook niemand kan mij de overtuiging benemen, dat we op die manier half werk doen, en ons zelf moeilijkheden opleggen, nog meer dan er reeds zijn.
Een nieuw leerboek, uitstekend. Maar dit zij dan òf in methode en gedachtengang een heel ander leerboek dan de catechismus, òf, indien het daarbij zich zóó nauw aansluit als het boekje van den Rotterdamschen predikant, een eerste stap op den weg tot een officiëele herziening van den catechismus als kerkelijk belijdenisformulier. Gelukkig zijn er hooggeleerden, die ook zoo bang niet zijn, om eens wat te wijzigen in de confessie.
Want anders zou ik mijn oudste dochtertje, dat me onlangs vroeg, waarom vader s Zondags den hoogen hoed opzette naar de kerkeraadskamer en in de week den gewonen hoed naar de in dezelfde localiteit gelegen catechisatiekamer, en dat toen van mij te hooren kreeg, dat de Zondag meer is dan de werkdag (en de kansel meer dan de catechisatiekamer, zooals ik dacht, zonder t nog te zeggen), nog eens op de knie moeten nemen en zeggen: kindlief, sedert de Generale Synode van Leeuwarden zetten we den hoogen hoed op figuurlijk naar de catechisatiekamer en den gewonen, den minderen hoed naar de kerkeraadskamer, oftewel, naar den preekstoel. Want voor de catechisatie doet men bij ons meer dan voor de preek en in de week zijn we deftiger en vollediger dan des Zondags.
Maar zulk een onderricht bespare mij de Generale Synode.
K. S.
P. S. Door plaatsgebrek bleef dit artikel 14 dagen liggen.
a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd. Vgl. Van de Generale Synode, Gereformeerde Kerkbode Classis Gorinchem 8 (1920v) 1 (2 oktober 1920).
b. Vgl. Johan Herman Landwehr (1864-1930), De Heidelbergsche Catechismus vereenvoudigd en aangevuld met het oog op onzen tijd, Kampen (J.H. Kok) 1920 (86 blz.).
|