Aan het verkeerde adres

Gereformeerde Kerkbode van Delft

12e jaargang
1924v
10 (geen paginering) (3 mei 1924)

a



De Nieuwe Rotterdammer is tegenwoordig weer erg druk met de Gereformeerden bezig. En er zijn nog altijd menschen te vinden, die het blad willen gebruiken als de put, waar ze hun vuil in loozen.

We denken er niet aan, de Delftsche Courant een volgeling van de N.R.C. te noemen in dit opzicht.

Maar wel moet het ons van het hart, dat wij bezwaar hebben tegen de manier, waarop het blad zich bemoeit met dingen, waar het geen verstand van hebben kan.

Ik heb het zeer betreurd, dat indertijd toestanden van het plaatselijk kerkelijk leven der Hervormde kerk werden besproken in de Delftsche Ct. Op hetgeen in dien kring daar gebeurt, heb ik misschien even sterk kritiek, als wie ook. Maar dat geeft mij niet het recht, iedereen gebruik te laten maken van het feit, dat ik een drukpers ter beschikking heb, opdat hij aan het adres van wildvreemden, die den achtergrond der besproken verschijnselen toch niet kennen, zijn gedachten kwijt zou kunnen raken; wildvreemden, die voor meer dan 98 procent er toch ook niets aan doen kunnen.

De Herv. Kerk is door de Delftsche Ct. losgelaten. Maar nu krijgen wij af en toe een beurt. Ik wil billijk zijn en erken daarom ten volle, dat het nog niet zoo heel erg is. Zelfs meen ik te weten, dat de redactie der D. Ct. wel eens informeert aan het goede adres, voordat ze stukken opneemt, die bezijden de waarheid zijn, of die het al te bont maken.

Maar dat alles is nog niet genoeg.

Ik ontzeg een ieder, al is hij ook gezeten aan een redactiebureau, het recht, zich te bemoeien met dingen, die ik voor mezelf bewaren wil, wanneer deze dingen alleen mijzelf aangaan. En wat ik voor mijzelf persoonlijk wil, mag een groep, een kerk even goed willen.

Wil de D. Ct. zich abonneeren op onze kerkbode en daaruit alles samenlezen wat haar niet bevalt, en dan daartegenover haar inzichten stellen, ik zal het haar niet verbieden kunnen.

Maar ik mag wel protesteeren, als dingen, die niemand bewijzen kan, door den een of ander maar beweerd worden, en de D. Ct. dat moois zoo maar opneemt.

Als onze kerkeraad een officieel verslag geeft van zijn handelingen, dan mag de publieke bespreking zich daarmee bezig houden, zooveel ze wil, mits zij zich beperkt tot het gebruik maken alleen van die gegevens, die officieel verstrekt zijn. Maar als dan naast de besluiten ook de motieven genoemd worden, die geen mensch weten kan, die alleen door eenzijdige of onvolledige inlichtingen ter kennis van den berichtgever gebracht zijn, dan vind ik dat een handeling, die met de beleefdheid, laat staan met de persmameren, allesbehalve te rijmen is. Want ten eerste kan niemand, die niet ter vergadering is, de motieven en den historischen achtergrond, die achter de dingen ligt, of de juiste verhoudingen of de atmosfeer, waaruit een besluit opkomt, goed weten. En bovendien is het onfatsoenlijk, te visschen, naar dingen, die louter interne aangelegenheden van een kring of groep of kerk betreffen, als de kring, die erover besluit, ze voor zich bewaren wil. De D. C. moest te hoog staan, om dingen te werpen voor het publiek, die zij niet controleeren kan, of die men alleen tot haar kennis brengen kan, ten koste van de goede manieren.

Laat het blad zich eeren, door alle berichtgevers en inzenders te verwijzen naar het adres, waar hun bezwaren thuis hooren. Het blad zal menig snufje dan moeten loslaten. Maar het zal den eerbied van fatsoenlijke menschen weer krijgen, een eerbied, die soms even een knik krijgt.


K. S.




a. Niet eerder opnieuw gepubliceerd.







deze pagina hoort in frames, klik hier

© Appendix Vaginix Productions 2000